De gerenoveerde Molen dient niet enkel als decor voor een leuk etentje, je kan deze ook bezichtigen (begeleid bij aanvraag vooraf).

In het weekend komt hij bij het bezoek van de molenaar tot leven..

1. De houten staakmolen

De huidige bakstenen Rysselendemolen werd voorafgegaan door een houten staakmolen, waar­van nog maar recent het precieze bouwjaar bekend is.

In het Rijksarchief van Brussel, fonds Raad van Fianciën (nr. 7876), berust immers nog het volledige octrooidossier voor de bouw van die eerste molen. Het octrooi werd toegekend op 3 december 1766 door keizerin Maria-Theresia aan Frans David, afkomstig van een molenaars- en olieslagers-familie uit Lendelede.

Opvallend is de snelheid waarmee dit octrooi werd toegekend. Dit gebeurde amper twee maanden na de aan­vraag! Het was op 8 oktober 1766 dat Frans David een verzoekschrift richtte aan de Rekenkamer van Hare Majesteit voor de oprichting van een windmolen om olie te slaan in de parochie Ardooie, op een stuk grond, ongeveer 1200 roeden groot en gelegen aan de steenweg van Cortryck op Brugghe.

Voordien had hij al de morele steun gekregen van de dorpsoverheid van Ardooie. Op een ver­gadering van 28 september 1766 stelden de baljuw, burgemeesters en schepenen van beyde de collegien der prochie van hardoye, dat de verzochte oliemolen een 'groodt proffyt' zou betekenen voor de inwoners van Ardooie en naburige parochies.

Op zondag 2, 9 en 16 november 1766 werd de octrooi-aanvraag gepuliceerd ter kerkstichel van Ardooie, ten uytcommen vonden volcke. Degenen die zich wilden verzetten tegen de oprichting, mochten zich dan kenbaar maken. Aangezien niemand verzet aantekende, adviseerde de baron van Lovendegem (als Watergraaf en Moermeester van Vlaanderen) dan ook gunstig. In zijn ad­vies van 24 november 1766 verwees hij naar de gunstige verklaring van de dorpsoverheid van Ardooie.

Amper twee dagen later kwam het positief advies van de Rekenkamer aan de Raad van Financiën, zodat de uiteindelijke octrooiverlening al op 3 december 1766 gebeurde.

Het eerste spoor dat de molen na het octrooi daadwerkelijk werd opgericht, vinden we terug in een rekening van het transport van Ardooie in 1768. We vinden de molen duidelijk afgebeeld op de Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden uit ca. 1773 (de zgn. Ferrariskaart) alsook op het Land­boek van Ardooie met bijhorende kaart van 1780 (19e begin, artikel 75).

We vernemen er dat de grond toebehoorde aan de Cappelrye van Hardoye (= De Kapelanij van Onze-Lieve-Vrouw in de kerk van Ardooie.) Cijnspachter was Frans David. Het perceel zelf wordt in dit landboek van 1780 als volgt beschre­ven: In den nooroost daer aaen een stuxken land waer op het Stamp­cot is staende ende behuyst in de noordoosthouck poelende van zuyd en west tvoorgaende ende noord den steenweg van het Dorp naer Rysselende.

Op de bijhorende kaart zien we duidelijk (aan de vorm en aan de kleur) dat dit Stampcot (oliemo­len) een staakmolen was. We zien er ook dat deze molen precies op dezelfde plaats stond als de huidige stenen molen. Trouwens, in de wal zijn er nu nog steeds teerlingen van de staakmolen zichtbaar!

De molen zou meer dan honderd jaar lang in de handen blijven van de familie David, de oprichter van de molen.

In 1773 werd Joseph David geboren, zoon van Francis. Hij huwde met Marie Anne Verbeke en volgde zijn vader op als olieslager in 1799. Op 20 oktober 1808 werd hun zoon Joannes (Jan of Jean) geboren. Hij had grootse plannen: de herbouw van de houten molen in steen.

2. De stenen bergmolen

In 1855 werd de houten oliewindmolen precies op dezelfde plaats vervangen door de huidige ste­nen bergmolen. Hierbij werd maximaal gebruik gemaakt van onderdelen van de voorganger. Zo werden een aantal balken verwerkt tot zolderbalken. In tegenstelling tot de houten molen, kreeg de stenen molen een dubbele functie: graan malen en olie slaan. Vermoedelijk was dit de hoofd­reden voor de vervanging. In het algemeen hebben stenen molens een grotere productiecapaciteit en is er meer werk- en opslagruimte.

Bouwheer was Jan David, kleinzoon van Frans (de oorspronkelijke oprichter) en gehuwd met Sop­hie Declercq. Op 8 juli 1867 kon hij de grond aankopen aan de kerkfabriek van Ardooie (notaris Slock). Het echtpaar, dat geen kinderen had, verhuisde in 1877 naar Pittem. Na het overlijden van Jan in 1887 kwam de molen in het bezit van zijn weduwe (voor het vruchtgebruik) en van Edward Veys-David, rentenier te Pittem (als naakte eigenaar). Edward overleed in 1915. Hij maalde evenwel niet zelf op de molen, maar liet dit over aan pachter-molenaars.

Een tijdlang, van 1889 tot 1909, kun­nen we volgen welke herstellings­werken verricht werden aan de Rysselendemolen. We kunnen dit lezen in het bewaarde werkboek van de molenmakers Coussée uit Meule­beke (dat uitgegeven werd in Mo­lenecho's van 1994, nr.3-4). Het valt op dat er regelmatig moest gewerkt worden aan het wiekenkruis. Vaak moest een pestel of een hende ver­vangen worden. Deze waren immers nog van hout gemaakt, hetgeen tot vele breuken leidde.

De laatste beroepsmolenaar op de Rysselendemolen was Michel Van Brabant, zoon van Hendrik (zie ho­ger). Hij was geboren te Meulebeke op 14 december 1907 en overleed te Ardooie op 30 november 1989. Toch was het vooral zijn ongehuwd geble­ven schoonbroer Roger Monteyne (Ingelmunster 22/10/1910 - Torhout 28/03/1985) die de molen beging.

Roger was afkomstig van de in 1940 omgewaaide Kasteelmolen te Ingel­munster.

Michel zelf was vooral be­zig met de boerderij. De 18de-eeuwse langgevelige molenaarswoning werd in 1984 gesloopt voor de verbreding van de Pittemsestraat tot een vier-vaksweg.

In 1944 werd de buitenroede voor­zien van het profielsysteem "Dek­ker''. De binnenroede bleef zijn tra­ditionele windplanken behouden. Deze brak in 1954, werd uitgehaald en niet meer vervangen. Sindsdien draaide de molen met slechts één roede verder, tot in 1969.

In dat jaar werd de molen aange­kocht door Paul De Knock, geboren te Oostkamp op 3 januari 1920 en overleden te Brugge op 25 januari 1998, echtgenoot van mevr. Denise Vandenbroucke. Deze kunstenaar (tegelschilderen) heeft de molen in de jaren '70 uitwendig gedeelte­lijk hersteld (nieuwe kapbedekking, deuren en vensters) en ingericht als woning en tentoonstellingsruimte voor zijn tegels.

Aan de staartzijde van de kap werd in 1971 een balkon aangebracht. De overgebleven roede takelde verder af, zodat nu nog een klein stompje overblijft. Op het erf liet hij een wa­genschuur uit Hondschoote (anno 1742) overbrengen.

Bij Besluit van de Vlaamse Minis­ter van 16 juli 1993 werd de molen wettelijk beschermd als monument. Hiermee werd het behoud van deze bekende molen (gelegen op het kruispunt van twee drukke verkeersassen) verzekerd. In 1996 werd de molen (die sinds 1989 te koop stond) aangekocht door de huidige eigenaar, de heer Paul Van Gierdegom.

Zijn bedoeling was om de molen maalvaardig te herstellen en om in de ruimte van de vroegere woon­vertrekken (ingericht door de vori­ge eigenaar) een tea-room/brasse­rie in te richten, zonder dat dit het uitzicht van de molen schaadt. Hij volgde de cursus voor vrijwillige molenaar ingericht door de Werkgroep West-Vlaamse Molens (1998 - 1999).

Nu is de molen een gezellig restau­rant waar alles de sfeer van de mo­len uitademt.

Een bezoekje brengen aan dit beschermd monument?

Rysselende Molen is een prachtig gerestaureerd beschermd monument, en kan door iedereen bezichtigd worden. De Molen is toegankelijk van in het restaurant, de verschillende etages zijn te ontdekken aan de hand van bordjes met de nodige uitleg. Graag een persoonlijk begeleid, uitgebreid bezoek aan de Molen? Geef ons dan een seintje vooraf, en we zorgen dat u de Molen samen met onze molenaar kan bezoeken. Eens hij er is komt de Molen tot leven.